U bevindt zich hier: Home > Artikelindex > Aardewerk-steengoed > Aardewerk-steengoed-S
Sadler & Green Decoratieatelier in Liverpool, opgericht door Guy Green (werkz. 1756-1799) en de graveur John Sadler (1720-1789). Porselein en aardewerk werden hier versierd in overdruktechniek. Zij bedrukten hard aardewerk uit Liverpool en Staffordshire en Queensware voor Wedgwood, aanvankelijk in zwart, later ook in baksteenrood. Saint-Amand-les-Eaux (Nord) Fr. faiencefabriek, in 1718 gesticht door P.J.Fauquez uit Doornik. Decoratie vnl. in navolging van Rouen en later ook van Straatsburg. Karakteristiek zijn de verhoogde, fijne decoraties in wit op grijs fond (zgn. blanc fixe). Beschildering soms ook in mangaanpaars of blauw met figuren. Saint-Clément (Meurthe et Moselle, Fr.) Faiencefabriek gesticht in 1758. Faience in de stijl van Sceaux, verguld en beschilderd in laagvuurkleuren (zie bij porselein), met voorkeur voor oranjerood. Veel faience fine van goede kwaliteit voortgebracht. Saintes (Charente-Maritime, Fr.) In 1731 gestichte faiencefabriek die slechts twee jaar heeft bestaan. Een nieuwe fabriek die het aardewerk van Nevers imiteerde werd hier in 1838 geopend.
Saint-Jean-du-Désert Faiencefabriek in 1647 gesticht te Marseille.
Saint-Porchaire (Charente-Maritime) Ontwikkelde zich in het midden van de 16de eeuw tot een centrum van zuiver Franse faience, los van de vroege navolgingen van het Italiaanse majolica. Saint-Porchaire produceerde in de periode 1530-1570 fijne, witte faience met doorzichtig loodglazuur en geïncrusteerde- en reliëfdecoraties in lichtgeel, bruin en zwart, die in de loop der jaren hoe langer hoe barokker en zelfs extravagant werden.
Salt-glaze (Eng., zoutglazuur) Dunne verglazing, verkregen door toevoeging van zout in de oven op het moment van de grootste hitte tijdens het bakken. De soda uit het zout verbindt zich dan met het kiezelzuur uit de klei. Behalve in Staffordshire werd dit zoutgeglazuurde steengoed ook in andere centra in Engeland gemaakt. Tot ca. 1760, toen het door creamware werd verdrongen, genoot het grote populariteit.
Samadet (Landes) Fr. faiencefabriek, gesticht in 1732, en in 1790 opgeheven. De producten werden gedecoreerd in de style Bérain, maar ook met chinoiserieën, naturalistische bloemen en insecten. Sardinian green (Eng.) Groene fondkleur door William Taylor Copeland in het midden van de 19de eeuw in Staffordshire ingevoerd. Saviour’s Soort Lambeth-keramiek, gemaakt ca. 1630 - ca. 1760 te Londen.
Savona In de 17de, maar vooral in de 18de eeuw een belangrijk centrum van de It. faience-industrie. Men maakte er o.a. schotels, schalen, en wasbekkens met gelobde randen, gedecoreerd met bleekblauwe bloemen, ranken, landschappen en personages. Sceaux Voorstad van Parijs, waar vanaf ca. 1735 een faiencefabriek was gevestigd. Onder de Bey-Chapelle, met Glot als modelleur, werd faience gemaakt van een zeer fijne soort. Scherf Keramische term ter aanduiding van de materie van een gebakken voorwerp. Scheuer (Schiure=beker) Duitse drinkbeker uit de 15de en 16de eeuw met vlakke bodem of op standring, met bolle wand en horizontaal geplaatste greep. Schnelle (Du.) Hoge, slanke kruik van steengoed die bijna cilindervormig is maar naar boven toe iets smaller wordt en met reliëfvoorstellingen is versierd. De kruik heeft een zilveren of tinnen deksel en duimrust. De Schnellen werden vooral in de 16de eeuw in Siegburg en Keulen gemaakt.
Schotelgoed Hollands aardewerk, waarbij men slechts het plat van schotels en borden met het dure tinglazuur overtrok; voor de onderkant werd het goedkope loodglazuur gebruikt. (16de eeuw)
Schrezheim (bij Ellwangen, Württemberg) Faiencefabriek in 1752 gesticht door Joseph Baptist Bux, met steun van de bisschop van Trier. De fabriek was tot 1862 in bedrijf. De fraaiste stukken dateren uit de periode 1752-1800: o.a. kandelaars, wijwaterbekkens, wandplaketten, cilindrische kruiken en kannen, doosjes in de vorm van dieren, borden in de vorm van groenten, en figuurplastieken. De roodbruine scherf is bedekt met een blauwachtig tinglazuur.
Schwarzlot Zwarte monochromie; het email bestaat uit glas met koperoxide. Het werd voor het eerst in het laatste kwart van de 17de eeuw in Duitsland toegepast.
Seto (Owari, Japan) Keramisch centrum (Kamakura- en vroege Muromachiperiode), waar steengoed met geel of amberkleurig glazuur gemaakt werd (flessen, potten, kruiken, kannen, wierookbranders, kommen, enz.). Ook werd hier de eerste poging gedaan om celadonglazuur (zie bij porselein) te maken, de eerste glazuren toonden dikwijls oneffenheden. In de 18de en 19de eeuw werd in Seto ook grof gebruiksaardewerk gemaakt met een ruwe, grijsachtige scherf bedekt met een roomkleurig glazuur en beschilderd met krachtige, losse penseelstreken. Daarnaast werd zwaar, grof steengoed gemaakt, o.a. borden en schotels, gedecoreerd met kobaltblauw of ijzerzwart.
Sevilla-tegels Tegels die in Trina, een voorstad van Sevilla, al in ca. 1260 werden gemaakt. De voorstelling was in reliëf aangebracht, werd met glazuur bedekt en opnieuw gebakken. In de 14de eeuw werden tegels voor mozaïekwerk gemaakt in allerlei kleuren, voor wand- en vloerbedekking (alicatados). De in wit, groenblauw en groen gekleurde tegels werden in elke gewenste vorm gesneden, overeenkomstig de mozaïektekening. In het midden van de 15de eeuw werd de zgn. cuerda seca- of droogkoordmethode toegepast; tegen het eind van de 15de eeuw kwam de cuenca-techniek tot ontwikkeling. Vroeg 16de eeuwse tegels werden in de traditie van de Italiaanse majolicatechniek gemaakt. Sgraffiato Zie graffito. Shih-tsû (Chin., leeuw) Keramische figuur in de gedaante van een mythologisch monster met vlammende manen, soms ook nog vlammen brakend. Zoals de Fo-hond komt de shih-tsû voor als wachter hij de ingang van boeddhistische tempels.
Shino-keramiek Jap. keramiek, een van de vele soorten Minokeramiek die in de 16de en 17de eeuw in de geweldige opbloei van de Japanse keramiek deelde. De beste periode is de Momoyama-periode (1574-1615). De producten hebben een fijne, witte scherf en zijn bedekt met een wit veldspaatglazuur. Siciliaanse majolica Voornamelijk in de stijl van Castel Durante; productiecentra: Palermo, Trapani en Caltagirone, eind 16de en begin 17de eeuw.
Siegburg (Rijnland) Stad waar sinds de middeleeuwen steengoed wordt gemaakt; van het aardewerk werden de Siegburger kannetjes (Jakobakannetjes) overbekend. De industrie was in handen van enkele families en de beste producten zijn uit de tweede helft van de 16de eeuw. In 1632 werd Siegburg door de Zweden geplunderd, waarvan de pottenbakkerij nooit herstelde. Als regel werd bijna wit Steinzeug met dun, kleurloos glazuur gemaakt. In de vroege periode komen trechtervormige kruiken voor en in de tweede helft van de 16de eeuw Schnellen, baardmankruiken, Schnabelkannen, en kruiken in de vorm van uilen. Werd in de 19de eeuw veel nagemaakt.
Siena (Toscane) Vanaf het midden van de 13de eeuw werd in Siena aardewerk gemaakt. Omstreeks 1500 was de majolicaproductie al tot grote bloei gekomen om tegen het einde van de 15de en begin 16de eeuw haar hoogtepunt te bereiken. Na 1525 werd Siena in dit opzicht overvleugeld door Faenza en Urbino.
Sincenny Fr. faiencefabriek bij Laon sinds 1733, werkzaam tot 1864 onder invloed van Rouaan en de Rouaanse faienceschilders. De kwaliteit van het aardewerk is hoog. Bijzonder fraaie Chinese polychrome imitaties zijn hier gemaakt, naast navolgingen van Straatsburg met een mooi petit-feu-email (na 1775) en een geel rozendecor, dat zeer geliefd was.
Sleeswijk (Du.) Van 1755 tot 1814 werd in deze streek in talrijke fabrieken faience gemaakt. Tot de beste stukken uit de periode voor 1773 behoren terrines, kommen, ondiepe schalen, dienbladen en bisschopskommen. Meestal zijn de producten beschilderd in hoogvuurkleuren (zie bij porselein), bestaande uit mangaan, paars met grijs- of geelgroen. Merken: uiterst zeldzaam is: ‘Schleswig’ voluit of afgekort; verder een S boven een L (ca. 1758).
Slip Een vloeibaar mengsel van klei en water, en eventueel kleurstof, dat wordt aangebracht op een stuk keramiek, voordat het gebakken wordt. Het wordt gebruikt om er een versiering mee aan te brengen, om aan de pot een speciale kleur te geven, of om te dienen als onderlaag voor een versiering of voor glazuur (engobe). Slipgietprocédé Vormgevingsmethode die voornamelijk voor grotere keramische voorwerpen, zoals beelden, wordt toegepast. Het procédé werd voor porselein al omstreeks 1720 gebruikt, voor aardewerk vanaf ca. 1800. De werkwijze is als volgt: de gipsen gietvorm wordt tot de rand toe met slip gevuld; het poreuze gips onttrekt water aan de kleipap waardoor deze zich in een laagje aan de wand van de vorm afzet. De laag wordt dikker naarmate de klei langer in de vorm blijft staan. Wanneer de gewenste dikte is verkregen, wordt het teveel aan vloeibare klei uit de vorm gegoten. Het achtergebleven laagje kan nu verder drogen en laat ten slotte door krimping van de wand los. Slip-krasversiering Zie graffito. Slip- of engobetechniek (Fr. engobage) Het aanbrengen van een kleipap op een keramisch voorwerp alvorens dit gebakken wordt. In of op deze sliplaag, die ook wel op zichzelf als versiering diende, werd een decoratiemotief ingekrast of geschilderd. De sliptechniek is vermoedelijk in het Verre Oosten ontstaan. In Europa werden voor het eerst in Italië in de 16de eeuw (Florence en Faenza) borden gemaakt met sgraffiato-decoratie in de met witte slip bedekte rode ondergrond. De techniek van de slipdecoratie werd overgenomen en verder ontwikkeld in Frankrijk, Oostenrijk en Duitsland en in de 18de eeuw ook in Roemenië, Polen, Portugal en Scandinavië. In Engeland komt in de 17de eeuw in de omgeving van Londen en in Staffordshire aardewerk met witte slipdecoratie op oranjerode ondergrond voor (Staffordshire slipware).
Slipware (Eng.) Naam voor vnl. in Staffordshire in de 17de en 18de eeuw toegepaste rustieke versieringsmethode van keramiek, verwant aan de oudere engobe-versieringen en de ringeloortechniek. Een vloeibare pâte werd op een donkere ondergrond gebracht om stippen, lijnen en ornamenten te vormen, gelijkend op borduurwerk; daarna werd het geheel met een loodglazuur overdekt. De vroegste productie in Engeland (ca. 16de en 17de eeuw) kwam uit Wrotham, Pencoyd, Londen, Staffordshire, Cockpott Hill en Tickenhal.
Smalt (oorspr. Frankische term waarvan het Fr. ‘émail’ werd afgeleid) Blauwe glassoort met kobaltoxide als kleurend bestanddeel. In Europa als glazuur voor aardewerk in gebruik tijdens de middeleeuwen; als pigment vooral in de 17de en 18de eeuw. In het begin van de 19de eeuw werd smalt vervangen door het betere kobaltblauw. Smalt heeft weinig kleurkracht en dekkracht en is grof van korrel.
Smaltino (It.) Dik email zonder veel tin en daardoor lichtelijk doorschijnend. De kleur is over het algemeen grijs- of blauwachtig en werd vooral veel gebruikt bij Venetiaans majolica, waar zij als achtergrond diende voor blauwe decors met wit gehoogd. Smalto (It.) Zie email. Smeerglazuur Zie gesmeerd glazuur.
SoIid agate ware Aardewerk waarbij om agaat na te bootsen dunne kleilagen van verschillende kleuren op elkaar werden geperst. Het aldus verkregen effect doet aan marmer denken. Een dergelijke techniek was al in China in de T’ang-dynastie bekend, toen contrasterende kleilagen met een doorschijnend glazuur werden bedekt (spinach-and- egg genoemd). Ook de Romeinen in de 1ste eeuw n. C. maakten iets dergelijks. Ca. 1730 herleefde de techniek in Staffordshire, tegen 1790 ging de productie echter achteruit en werd omstreeks 1820 geheel gestaakt. Solid agate aardewerk werd met bruin (mangaan), groen (koper) of blauw (kobalt) gecombineerd voor o.a. theepotten, reukflessen, messenheften en beeldjes. De vazen van Wedgwood bootsen het agaat het beste na.
Southwark delftware Tinverglaasd aardewerk van de Southwark-fabriek in Londen, gemaakt vanaf eind 16de eeuw. Begin 17de eeuw werd in navolging van Wan-Li-porselein blauwwit aardewerk gemaakt.
Spinach-and-egg Zie Solid agate ware.
Spode Familie van bekende Eng. pottenbakkers uit Stoke on Trent. Josiah sr. (1733-1797), leerling van Thomas Whieldon, was een van de eerste en beste nabootsers van Wedgwood. Hij stichtte in 1797 een eigen fabriek, waar door werklui uit Caughley het bekende pseudo-Chinese willow pattern (wilgendecor) werd geïntroduceerd. Later werd de firma W. T. Copeland and Sons genoemd. Spons of pons Kaart met doorgeprikte tekening, waarmee de plateelschilder de grondvorm van een beschildering op zijn werkstuk aanbrengt; hij maakt daarbij gebruik van houtskoolpoeder.
Stafford pottery Pottenbakkerij in Stockton-on-Tees, Yorkshire, Eng., gesticht in 1824 voor de vervaardiging van bruin aardewerk. De productie omvatte daarnaast creamware, beschilderd in emailkleuren of bedrukt met blauwe patronen en pearlware. Ook werd er Queensware gemaakt, voorzien van het merk: WEDGEWOOD of WEDGWOOD & CO, totdat in 1848 deze naam uitsluitend door Wedgwood mocht worden gebruikt. Kroezen werden dikwijls beschilderd of bedrukt met het bekende motief van rijtuigen en locomotieven. Merken o.a. WS & CO. QUEENS’ WARE STOCKTON en WS&CO. STAFFORD POTTERY, meestal in opdruk.
Staffordshire Sinds de 17de eeuw het belangrijkste gebied voor de Eng. keramische industrie. Door het gecombineerd voorkomen van steenkool én kleisoorten vestigden zich hier vele pottenbakkers. Burslem, Stoke, Hansley, Fenton en Longton zijn de bekendste centra. Nog uit de 17de eeuw dateert het door de gebroeders Jan en David Elers, oorspr. Hollandse zilversmeden, tot grote bloei gebrachte redware. Dit behoort evenals het slipware, ook wel toft-ware genoemd, tot de vroegste producten. In de 19de eeuw zijn de figuren nog veel gemaakt; ze zijn dan grover gekleurd en simpeler van vorm. In ons land verwierven vooral de schoorsteenhondjes grote bekendheid. Staffordshire salt-glaze Zie Salt-glaze.
Staffordshire slipware Zie Staffordshire en Slipware.
Steengoed Een product dat zich sterk onderscheidt van andere keramiek is steengoed. De Fransen noemen het grès, de Duitsers spreken van Steinzeug en de Britten van stoneware. Steengoed bestaat uit kleisoorten die een brandtemperatuur van 1150 tot 1350 °Celsius doorstaan, waarbij een zekere graad van sintering en verglazing wordt bereikt. Het vormt de overgang tussen aardewerk en porselein. Het bezit de harde en dichte scherf van porselein, maar is niet doorschijnend en zelden wit. Bij oxiderend stoken worden scherf en glazuur geel tot bruin; bij reductie blauwgrijs. In China werd al ruim 1000 jaar v.C. steengoed gemaakt. Het eerste Europese steengoed dateert van twintig eeuwen later. Het werd aanvankelijk geglazuurd met leemglazuur, dat uit kalk- en ijzerhoudend slip bestaat, waaraan loodoxide werd toegevoegd. Het steengoedglazuur bij uitstek werd echter het zoutglazuur. Het werd verkregen door tijdens het bakken eenvoudigweg wat zout in de oven te werpen, waardoor sodadampen ontstonden die zich verbonden met het kiezelzuur in de kleimassa. Het harde, doorzichtige zoutglazuur is met de scherf versmolten. In de 16de eeuw werd het steengoed fijner van uitvoering en werden kobaltblauwe decoraties aangebracht. Ook verschenen toen reliëfversieringen uit de drukvorm; ze werden met kleipap bevestigd. Ook werden vaak versieringen met stempels ingedrukt. Het oudste Europese steengoed is het Rijnlandse steengoed; in de omgeving van Siegburg werd in de 11de eeuw de geschikte klei gevonden. Daar kwamen onder meer de bekende jakobakannetjes en de Schnellen vandaan. Andere centra in het Rijnland werden Keulen, Frechen, Westerwald en Raeren. In het laatste kwart van de 16de eeuw werd Raeren, dat tegenwoordig in België ligt, het voornaamste centrum. Aanvankelijk werd daar de lichtgrijze scherf voorzien van dekkend bruin zoutglazuur en blauwe decoraties. In de 17de eeuw liep de productie aanzienlijk terug, waarna er tot ver in de 19de eeuw op bescheiden schaal steengoed is gemaakt, onder meer jeneverkruiken. In de 17de eeuw vestigde Jean-Baptiste Chabotteau in de provincie Namen een grèsfabriek. In 1775 stichtte Nicolas Claudel een dergelijke fabriek in het bij Namen gelegen St.-Servais. Eveneens in de provincie Namen ligt Andenne, waar sinds 1784 grès werd geproduceerd onder de naam faience fine. De producten uit Andenne zijn meestal eenvoudig van vorm en gedecoreerd met blauwe of zwarte ranken. Andere steengoedfabrieken zijn er in de Nederlanden niet geweest. De grote hoeveelheden steengoed die hier werden gebruikt kwamen uit het Rijnland of uit de omgeving van Neurenberg, dat vooral naam kreeg door de Hafner kruiken.
Steingut Duits hard aardewerk met witte scherf samengesteld in navolging van het Engelse creamware, dat rond 1770 in Sleeswijk Holstein, vooral in Rendsburg en rond 1781 ook in Flörsheim werd gemaakt. Het heeft een harde, witte, niet transparante scherf, overtrokken met een dun loodhoudend glazuur.
Steinzeug (Du.), zie steengoed.
Stile bello (It.) Majolicadecoratie dat bestaat uit weelderige bloemen en klassieke motieven, dikwijls in combinatie met istoriato-beschildering.
Stile severo (It.) Versoberde stijl in de It. majolica die inzet ca. 1430, waarbij de vorm van het voorwerp werd benadrukt en primaire kleuren werden gebruikt. Stone-ware (Eng.) Zie steengoed. Store Kongensgade Zie Kopenhaagse faience. Straatsburg De fabrieken hier en in Hagenau, onder het directeurschap van de familie Hannong in de 18de eeuw, zijn historisch en artistiek van bijzonder belang. De kwaliteit van de producten was onovertroffen. De fabriek was van ca. 1721-1781 in bedrijf. Met hulp van een arcanist, waarschijnlijk J.J.Ringler, begon men er ook in 1752 of 1753 met de porseleinfabricage, maar het Franse monopolie van Vincennes (Sèvres) dwong Hannong de fabriek naar Frankenthal te verplaatsen.
Straatsgoed Majolica en faience raakten in Nederland bekend als 'Straatsgoed', omdat de Straatvaarders het via de Straat van Gibraltar aanvoerden.
Stralsund (Pommeren) In 1755 werd in Stralsund (destijds bij Zweden) een faiencefabriek opgericht. Producten uit de periode 1766-1770 lijken veel op die van Marieberg, vooral de rococoterrines met kleine applieken en beschilderd met vogels, bloemen en bladwerk. Schotels en schalen met ajourwerk vallen op door hun violetblauwe kleur. St. Saviour’s Soort Lambeth-keramiek, gemaakt van ca. 1630-1760 in Londen. Style rayonnant (Fr.) Keramische decoratie, bestaande uit lambrequins, kantmotieven, rolwerk en bloemen, die straalsgewijs gerangschikt zijn om een in het midden geplaatst hoofdmotief. Aanvankelijk is dit hoofdmotief een eenvoudig symmetrisch patroon, na 1709 een wapenschild. Sueyaki of Iwaibe-keramiek Jap. keramiek in de periode volgend op de Yayoiperiode (200-500), tot aan het begin van de 16de eeuw gemaakt. Sueyaki is ongeglazuurd steengoed. Het is in de loop van de eeuwen de benaming geworden voor elke soort ongeglazuurde keramiek. Met Iwaibe wordt meestal het Suevaatwerk bedoeld dat voor rituele doeleinden werd gemaakt. De beste kwaliteit werd in de 8ste en 9de eeuw gemaakt.
Sunderland ware In Sunderland, graafschap Durham, Eng., werd vanaf het begin van de 19de eeuw in diverse pottenbakkerijen sieraardewerk met lusterdecoratie gemaakt, dat veel werd geëxporteerd. Het decor is in overdruktechniek uitgevoerd. Kenmerkend voor dit aardewerk is een roze metaalglans, verkregen door het aanbrengen van goudoxide op de lichtgekleurde scherf of op het glazuur; ook een gevlekt lusterdecor komt voor. Eenzelfde soort aardewerk werd in Liverpool, Bristol en Staffordshire gemaakt.
Swansea Zie Cambrian Pottery works.
Aardewerk-steengoed alfabetisch gedeelte A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z
|