U bevindt zich hier: Home > Artikelindex > Goud & zilver > Goud & zilver O t/m S
Old english pattern (Eng.) Bepaalde manier van afwerken van zilverbestek waarbij het afgeronde uiteinde van de steel iets gebogen is. In gebruik vanaf de 18de eeuw. Olie- en azijnstel Twee kleine kuipjes, van elkaar gescheiden door een oor. In beide holten worden glazen flesjes (eveneens van een oor voorzien) geplaatst, waarin de gewenste vloeistoffen bewaard worden.
Olijflepel Kleine zilveren lepel met uitgezaagde of doorboorde lepelbak, waarmee olijven uit de azijn werden geschept. Vanaf eind 17de eeuw.
Overslag Wanneer nieuwe merken over oude zijn heengeslagen spreekt men van overslag. Bijv. belastingmerken die na overheidscontrole werden aangebracht of invoerstempels. Ook het kashoudersmerk is een overslag; het werd in de 18de en 19de eeuw aangebracht door winkeliers die werkstukken van edelsmeden doorverkochten.
Pap boat (Eng.) Zilveren, naar één kant in een tuit uitlopend schaaltje dat in de 18de en 19de eeuw werd gebruikt voor het voeren van pap aan kinderen. De rand is soms gedecoreerd. Veel van deze schalen zijn door toevoeging van een handvat en pootjes omgebouwd tot roomkannen.
Parelrand Zilversmidterm voor een met de parellijst overeenkomende siervorm. Aanvankelijk werden dergelijke randen gedreven of gegoten, of met bronzen of stalen stempels ingeslagen. Al in het midden van de 16de eeuw had de Duitse zilversmid Wenzel Jamnitzer een machine laten maken waarmee randjes konden worden geperst. Tegen het eind van de 18de eeuw was het machinaal vervaardigen van sierstroken algemeen gebruikelijk, eerst nog met veel toewijding, zodat het onderscheid tussen een met de hand gevijlde en een machinaal vervaardigde parelrand nauwelijks te zien was. In de 19de eeuw is de parelrand gedegradeerd tot een rij soms nauwelijks geprofileerde knobbeltjes.
Pateen (v. Lat. patena, schaal) Plat, rond, iets gewelfd of schotelvormig metalen schaaltje, dat bij de miskelk hoort en van hetzelfde materiaal is gemaakt als de cuppa. Tijdens de mis ligt de hostie op de pateen. Middeleeuwse exemplaren zijn soms van een sobere versiering voorzien in de vorm van een gegraveerde voorstelling van het Lam Gods, van een geornamenteerd kruis, van het monogram IHS.
Pattipan Schoteltje om trekpot op te plaatsen. Komt alleen voor bij de 18de en 19de eeuwse koffie- en theeserviezen.
Peperbus Strooier voor specerijen. De dop was van gaatjes of decoratief ajourwerk voorzien. Aanvankelijk hadden ze een cilindrisch lichaam met een gewelfde dop, die door middel van een bajonetsluiting was bevestigd. Na ca. 1700 werden ze balustervormig op lage voet; naast ronde waren er zes- en achtkantige. De hooggewelfde schroefdoppen kregen een bekroning in de vorm van een baluster, vaasje of eikel. Tijdens het rococo werden de gladde wanden van vroeger opgevrolijkt met getorste (spiraalvormig gedraaide) plooien. Tijdens het classicisme kende men ronde, ovale, urn- en vaasvormige strooiers. Pièce de milieu Zie Surtout. Pied de biche (Fr.) Type lepel van zilver, tin en soms van messing, waarvan het uiteinde van de steel is voorzien van twee insnijdingen, en daardoor in drie delen is verdeeld, waarvan het middelste deel breder is dan de andere twee. De steel is plat en het uiteinde breed uitgehamerd. Steel en bak zijn meestal door middel van een naald met elkaar verbonden. Dit type lepel werd vanaf het midden van de 17de eeuw gemaakt; later werden de stelen soms met graveerwerk geornamenteerd.
Pleet of Sheffieldpleet Verzilverd koperblik ter imitatie van zilver. Veel toegepast tussen ca. 1770 en 1850.
Ponsen Een van de oudste technieken om gaten/gaatjes aan te brengen door middel van een puntig ijzeren werktuig. Zie drijfwerk.
Ponsoen Persoonlijk stempel van de keurmeester.
Porte-plat (Fr.) Metalen of porseleinen onderzetter voor hete schotels. Stamt uit eind 17de eeuw. (zie Tafelring)
Presenteerblad Het zilveren blad nam vroeger – speciaal in de 18de eeuw – een belangrijke plaats in de deftige huishoudens in. Omdat elke vorm van lijfelijk contact met het huispersoneel tegen de etiquette indruiste, werd door het bedienend personeel elk willekeurig voorwerp aan de heer en vrouw des huizes aangereikt op een blaadje. Daarnaast kende men het zilveren blad of blaadje waar het theeservies en wat Holland betreft ook de koektrommeltjes op stonden. Presenteerbladen komen in de regel voor met twee handvatten; presenteerbladen met één handvat zijn in de meeste gevallen van Duitse herkomst. Présentoir (Fr.) Groot, breed uitlopend voorsnijmes, dat tevens dienst deed bij het ronddelen van het gebraad. Stamt uit de middeleeuwen.
Pronkbeker Zie Bokaal Provinciale leeuw In 1663 bepaalden de staten van Holland en Westfriesland dat het grote keur aangeduid moest worden met de provinciale leeuw. Punchbowl Typisch Engels zilveren kom, die op het eind van de 17de eeuw in de mode kwam voor het drinken van punch. Het model stamt van de oorspronkelijk Chinese porseleinen kommen. In de 18de eeuw worden ze in Engeland ook in porselein of aardewerk gemaakt.
Puzzle cup (Eng.) Stortebeker Quaich of quaigh (Schots) Zilveren of tinnen drinkgerei uit de 17de en 18de eeuw met een grote, ronde kelk, in de trant van de brandewijnkom met twee platte handvatten. Soms voorzien van een lage, ronde voet. Dikwijls gegraveerd in de vorm van houten duigen. Komen in diverse maten voor.
Queen’s pattern (Eng.) 19de Eeuwse decoratie van tafelzilver. Lijkt op het King’s pattern, maar de achterkant van de lepelbak is met een palmet verstevigd in plaats van met een schelpornament. De lijnen van de steel zijn vloeiender, tussen het anthemionmotief op de voor- en achterkant van de steel is halverwege een rozet aangebracht.
Racebokaal Gouden, zilveren of verguld zilveren bokaal, die volgens 17de eeuws Engels gebruik aan de eigenaar van een winnend renpaard werd aangeboden. Men kent twee vormen: die van de klassieke vorm of vaas en de bokaal met twee handvatten. In Engeland vormde de vervaardiging van racebokalen vanaf het midden van de 18de eeuw tot het begin van de 19de eeuw een zeer belangrijk onderdeel van de werkzaamheden van de zilversmid. De belangrijkste racebokalen komen voort uit de periode van de firma Rundell, Bridge & Rundell (ca. 1800 – 1830). Reliekhouder Zie Monstrans. Riesenpokal (Du.) Grote pronkbokaal met deksel uit de 16de eeuw.
Schuttershoorn Zie Drinkhoorn Schuttersteken Zie Gildenbreuk Schutterszilver De verzameling zilveren voorwerpen die hoort bij een schutterij en meestal bestaat uit een grote drinkhoorn, een keten, een staf, een schaal en enige bekers.
Sheffield-pleet Zie Pleet.
Slip-top, slipped-top of slipped-in-the-stalk spoon (Eng.) Zilveren, koperen of tinnen lepel met smalle, zeskantige steel waarvan het eind schuin is bijgesneden. Algemeen type in 15de en 16de eeuw, ook in Nederland.
Snakerijen Bokalen die vooral in de 16de eeuw in de mode waren. Ze hadden o.a. tot doel de drinkers meer te laten zwelgen dan ze konden verdragen. Zie Hansje-in-de-kelder, molenbeker, stortebeker, Jungfrauenbecher, dobbel- en dubbelbeker.
Spatelsteel Bepaald model steel bij zilveren lepels gedurende de 18de en 19de eeuw. De steel is plat en aan het eind breed uitgehamerd en wordt naar de lepelbak toe smaller. Bij de overgang van steel naar bak wordt de steel weer breder en vormt de zogenaamde vleugels, die – vooral bij Frans zilver – wel eens iets uitspringen. De steel werd onbewerkt gelaten, of met wapens en ornamenten gegraveerd. Dikwijls treft men op dit type zilver een filetrand aan, in welk geval men ook van ‘spatelfilet’ spreekt. Het model ontstond in het midden van de 18de eeuw in Frankrijk en kwam tegen het eind van de 18de eeuw ook in andere landen in de mode.
Specerijenstrooiers Zie peperbus Stadsteken In de middeleeuwen behoorden het vaststellen van het gehalte van goud en zilver en de controle daarop tot de stedelijke privileges. De keurmeesters mochten alleen stukken merken met het stadsteken als deze waren voorzien van het meesterteken, d.w.z. het persoonlijke stempel van de maker, die als meester ingeschreven moest staan. Sterling standard Eerste keur Engels zilver (0.925). Gehalteteken: gaande leeuw. Stortebeker Dubbele beker, meestal van zilver, die bestaat uit een grote beker, die op de mondrand staat en is voorzien van een beugel, waaraan een kleinere, beweegbare beker hangt. Bij gebruik werden beide bekers omgekeerd en gevuld; de dame presenteerde deze aan de tafelheer, die de grote beker leeg moest drinken zonder uit de kleine hangende beker te morsen. Daarop verzocht de heer aan de dame de kleine beker leeg te drinken. In Nederland in de 16de en 17de eeuw als bruidsbeker in gebruik. Een variant is de Jungfrauenbecher.
Strikornament Zie Noeud de ruban Strooilepel Vrij kleine lepel met ronde, hoograndige lepelbak met regelmatig geplaatste perforaties, voor het strooien van suiker. Stamt uit het begin van de 18de eeuw.
Struisvogelei Vanaf de 14de eeuw werd het ei van de struisvogel gemonteerd als sierobject of tot beker met goud, zilver en verguld zilver, rijk voorzien van email, edel- en halfedelstenen. Vooral gedurende de 16de eeuw in Duitsland gezocht en rijk versierd. Volgens sommige schrijvers werd het struisvogelei in de middeleeuwen beschouwd als het ei van de griffioen. Het werd in de 14de en 15de eeuw ook wel gebruikt als een ciboriumvormige reliekhouder.
Surtout (Fr.) In Nederland wel aangeduid als pièce de milieu of tafelsierstuk. Middenstuk tot tafelversiering in edelsmeedwerk, keramiek of glas bij officiële banketten. Tot midden 16de eeuw meestal in de vorm van een tafelschip (fr.: cadenas, nef) of van een monumentaal zoutvat, daarna in verschillende vormen voorkomend, o.m. van een korfdragende figuur, een obelisk of zelfs van een fonteintje.
Goud & zilver alfabetisch gedeelte A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z
|