Antiek porselein
Antiek-Encyclopedie.nl: Het informatiepunt voor de antiekliefhebber.



Porselein

Porselein is een Chinese vinding. Het is een keramisch product dat zijn naam dankt aan de beschrijving die de Venetiaanse ontdekkingsreiziger Marco Polo er in 1295 van gaf: het is glad, hard en doorzichtig als het huisje van de porcella of zwijntje (naam van een zeeslak). Het product onderscheidt zich van aardewerk door de hardheid en de ondoorlaatbaarheid. De witte scherf - de keramische materie - vertoont een schelpvormig, glad breukvlak. Het is halfdoorschijnend en heeft een heldere klank. Het glazuur is volledig met de ondergrond versmolten zodat losspringen uitgesloten is; wel kan het een netwerk van haarbarstjes (craquelé) vertonen als gevolg van de verschillende krimp van onder- en toplaag.
.Bronvermelding    |    Top


Grondstof

De grondstof is porseleinaarde of kaolien, zo genoemd naar de Kao-ling, een heuvelrug bij het porseleincentrum Ch’ing-tê-Chên. Het is een kalium aluminiumsilicaat, dat als verweringsproduct van veldspaathoudende rotsen werd gedolven. Het glazuur is petuntse, Chinees voor ‘steentjes’; stukjes veldspaat werden fijngestampt en vermengd met kaolien en smeltmiddelen als kalk en potas. De voorwerpen werden meestal op het wiel gevormd. Oren, tuiten en andere onregelmatig gevormde delen werden in drukvormen geperst en met kaolien bevestigd. De gedroogde maaksels werden gebakken in een temperatuur van ca. 900 °C, geglazuurd en vervolgens gebakken in het hoogvuur of grand feu, bij een temperatuur tussen 1300 en 1400 °C. De grondstoffen begonnen dan te sinteren; zodanig te gloeien dat ze met elkaar versmolten. Het product noemt men pâte dure of ‘echt porselein’. Om te voorkomen dat de op elkaar gestapelde voorwerpen aan elkaar bakten, werden ze door proenen gescheiden gehouden. Dit waren vuurvaste driehoekjes met punten. Vaak zijn de drie putjes te zien die de proenen in het glazuur achterlieten.
.Bronvermelding    |    Top


Decoratie

Voor de decoratie gebruikte men onderglazuur- en opglazuurkleuren. In het eerste geval spreekt men ook van hoogvuurkleuren, in het tweede gebruikt men ook wel de termen bovenglazuur, laagvuur-, moffel- of emailkleuren. Het hoogvuurkleurengamma is uiterst beperkt omdat de meeste metaaloxiden bij deze temperaturen verbranden. Slechts twee kleuren, het blauw van kobaltoxide en het rood van koper- of ijzeroxide waren bestand tegen de hitte van het grand feu, en konden daardoor worden aangebracht voordat het voorwerp werd blootgesteld aan de glazuurbrand. Het resultaat is een volledige versmelting met de omringende lagen, waardoor de tekening echter enigszins vervloeit. Een rijker palet bood de opglazuurtechniek, waarbij, doordat de glazuurbrand hier al had plaatsgevonden, kon worden gewerkt met emailkleuren. Emailkleuren bestaan uit oxiden vermengd met een loodhoudend smeltmiddel; deze worden in de moffeloven op het glazuur vastgebakken bij een temperatuur van 600-700°C. Omdat hierbij geen sintering plaatsvindt, mist de kleur de glans van de glazuurlaag. De tekening die nu niet is vervloeid en vaak enig reliëf vertoont, is echter gevoelig voor slijtage. Een tussenvorm is het émail sur biscuit. Hier werd de kleur rechtstreeks aangebracht op het ‘biscuit’, dwz. op de ongeglazuurde, bij een temperatuur van 900°C gebakken materie.
.Bronvermelding    |    Top


Dynastiën

Men onderscheidt Chinees porselein naar de dynastieën: T’ang (618-907), Sung (960-1279), Yüan (1279-1368), Ming (1368-1644) en Ch’ing (1644-1908). Tijdens de Ming- en Ch’ing-perioden maakt men bovendien onderscheid naar de in totaal 20 keizers.
Chinees porselein van de Ming- en Ch’ing-dynastieën is vaak gemerkt met de nien-hao, het regeringsmerk van de heersende keizer, Nien-hao’s zijn bekend van Hung Wu (1368) tot en met Hsüan Tung (1912), in totaal 21.
.Bronvermelding    |    Top


Han-periode / T’ang-tijd

De Chinese keramiektraditie is zeer oud: ruim 4000 jaar. In de Han-periode (206 v. Chr. – 220 na Chr.) maakte men al een harde keramiek die men portoporselein noemt. Echt porselein stamt uit de T’ang-tijd. Toen begon ook de uitvoer van keramiek naar het Midden-Oosten. Tijdens de Sung-keizers verrezen de porseleinfabrieken bij tientallen. De decoraties waren monochroom (éénkleurig) kobaltblauw en koperrood. Men experimenteerde met emailkleuren.
.Bronvermelding    |    Top


Ming-periode

De Ming-periode bracht een hoogtepunt in de porseleinkunst, met Ch’ing-tê-Chên in het noorden van Kiangsi als centrum. Deze stad lag gunstig aan de rivier Pei-ho, te midden van overvloedige vindplaatsen van grondstoffen. De eerste keizerlijke porseleinfabrieken werden er gesticht door Yung-Lo (1403-1424). In zijn glorietijd zou de stad een miljoen inwoners hebben geteld. Porselein met kobaltblauw en koperrood onderglazuurdecor bleef het voornaamste product. Daarnaast vervaardigde men polychroom émail sur biscuit en porselein met bovenglazuurkleuren. Men ontwikkelde de drie- en vijfkleurentechnieken (san ts’ai en wu ts’ai). Het exportporselein verschilde in vorm en decoratie van dat voor de eigen markt. Het omvatte allerlei kruiken, schenkkannen, kommen, schalen en schotels, waaronder meer specifieke vormen als de mei-ping, kalebasfles, klapmuts en gendi. De decoraties bestonden uit draken, het Drie-vrienden-motief, de fêng-huang, lotusbloemen en -bladeren, pioenen, chrysanten, lelies en bloemtakjes.
.Bronvermelding    |    Top


Kraakporselein

In 1517 bereikten Portugese kooplieden de stad Kanton. Zij troffen in het Chinese porselein een bijzonder veelbelovend artikel; vooral het monochrome onderglazuurblauw viel in Europa in de smaak en heel wat scheepsladingen vonden in de daaropvolgende jaren in Portugese kraken hun weg naar Europa. In 1602 maakten Hollandse kapers een dergelijk Portugees schip buit, en het porselein dat zich in de lading bevond kwam in Amsterdam op de veiling. Het incident deed zich voor in de Wan-Li-periode (1573-1620) en het geveilde porselein behoorde tot het mooiste blauwwit. De rand is ingedeeld in afwisselend brede en smalle, trapeziumvormige vlakken met daarin plantenmotieven en watervogels. Daarna werd de spontaan aangenomen term ‘kraakporselein’ gereserveerd voor het beste blauwwit.
.Bronvermelding    |    Top


Overgangsporselein / VOC

Het spreekt vanzelf dat onze in dat zelfde jaar opgerichte Oost-Indische Compagnie grote belangstelling had voor de handel op China. In 1626 lukte het hen om een factorij te stichten op Formosa, het tegenwoordige Taiwan. Zij bouwden er het fort Zeelandia en in 1642 wisten zij het hele eiland onder controle te krijgen. Dat dit alles zo maar mogelijk was hield verband met de ernstige gezagscrisis die sinds de dood van keizer Wan-Li was ontstaan. De Ming-dynastie kwam in 1644 ten val, maar de rust keerde pas terug onder Ch’ing-keizer K’ang Hsi in 1662, hetzelfde jaar dat de Hollandse bezetting van Formosa werd verdreven. Porselein uit deze periode staat bekend als overgangsporselein. Veel van het prachtige, in normale tijden voor het keizerlijk hof geproduceerde Ching-tê-chên-porselein kwam in de export terecht, maar deze stond tussen de jaren 1644 en 1661 vrijwel stil.
De handelsroute naar het Verre Oosten liep via Kaap de Goede Hoop, en het waren onze Kaapvaarders die de verbinding met deze gebieden onderhielden. Van het door deze schepen aangevoerde Chinese blauwwit waren vooral de grote ‘Kaapse’ schotels rijk vertegenwoordigd in de collecties van het snel groeiend getal van verzamelaars.
.Bronvermelding    |    Top


Chine de commande

Toen bleek dat de Chinese porseleindecorateurs niet afwijzend stonden tegenover het werken naar Westerse voorbeelden, ontstond een merkwaardige bastaardvorm van Chinees porselein: het chine de commande. Het is een vreemde gewaarwording deze voorstellingen uit een Westerse samenleving terug te zien, gezien door de ogen van de oosterling. Alles werd gekopieerd, óók de tekstfragmenten met aanwijzingen. Dat het gebrek aan begrip niet van één kant kwam wordt duidelijk als men de termen, die onze voorouders bedachten voor de verschillende decors, er op naleest. ‘Feniks’ voor de mythische vogel fêng-huang is nog tot daar aan toe, maar volstrekte onverschilligheid voor de Chinese zin voor poëzie spreekt uit termen als peterselie, botje, krabbetje, zotjes, melk-en-bloed, hekwerk, kapucijnerrand, koekkoek-in-‘t-huisje en lange lijzen. Het is in het laatste geval wel een heel lange weg die terugvoert naar de oorspronkelijke mei-jên (mooie vrouwen) van de Chinezen. Van Engelse oorsprong is de term jezuïetenporselein voor porselein met doorgaans in zwart-grijze encre de chine uitgevoerde voorstellingen van rooms-katholieke herkomst. Het is niet onmogelijk dat de jezuïeten, die vanaf 1579 in China missie bedreven, deze vorm van chine de commande inderdaad hebben beïnvloed.
.Bronvermelding    |    Top


K’ang-Hsi / familie indeling

Onder keizer K’ang-Hsi (1662-1677) brak de tijd aan van het mooie, polychroom beschilderde exportporselein. Naar de overheersende grondkleuren heeft men dit in families ingedeeld. Daarbij kan het gaan om; gecombineerd onder- en opglazuur, alleen opglazuur en om émail sur biscuit. Bij het familie jaune overheerst het gele émail sur biscuit, waarop bomen, bloeiende takken en vogels in groen, aubergine en wit. Bekend zijn vooral vazen en vier- of zeskantige bekers. In het famille noire gaat het om zwarte fonds, waarop geel, groen, rood, paars, geel en wit. Het mislukte vaak en is daarom zeldzaam. Bekend zijn vierkante vazen met trompethals, waarvan de vier zijden met seizoenbloemen zijn beschilderd. In de 18de eeuw werd een vereenvoudigde en goedkope versie ontwikkeld, die men lakmoes noemt. Hiervoor werd niet-doorschijnend, zwartgroen émail gebruikt. Het familie rose met ondoorzichtig roze fond werd gedecoreerd in geel, paars, zwartbruin en helgroen. Ook zilver (zwart geworden) en goud vonden toepassing. Met wit émail werden perspectief en nuances bereikt. Op het exportgoed kwamen vooral hanen, hennen, vlinders, bloemen, bloemenrandjes en fraaie randen voor. Het mandarijnporselein uit de tweede helft van de 18de eeuw kenmerkt zich door beschildering met menselijke figuren in rood, roze en goud, omrand door blauw onderglazuur. Bij famille rose-decoraties in uitgespaarde panelen van koffiekleurig glazuur spreekt men van Bataviaporselein, omdat het in deze haven werd verladen. Het famille verte is een uitwerking van de drie- en vijfkleurendecoraties die al in de Ming-tijd werden ontwikkeld. De fondkleur is groen en het decor vaak hetzelfde als dat van blauwwit. Ook komen groene velden voor, uitgespaard in een poederblauw, cáfe au lait of koraalrood fond. Het palet omvat verder groen, geel, turkoois, paars met blauw en ondoorzichtig rood. Het onderglazuur is vervangen door kobaltblauw email. In de 18de en 19de eeuw waren ook schitterende monochrome glazuren populair, zoals het sang de boeuf, clair de lune, appelgroen, perzikbloesem en mirror black.
.Bronvermelding    |    Top


Yung-Chêng en Ch’ien-Lung

Tijdens Yung-Chêng en Ch’ien-Lung werd eierschaalporselein vervaardigd. Het werd in halfgedroogde toestand op het pottenbakkerswiel afgeschaafd en is zo dunwandig, dat het uit louter glazuur lijkt te bestaan. Een bijzonder product was het blanc de chine, dat werd vervaardigd in Te Hua, in de provincie Fukien. Het is onbeschilderd porselein, met koud en blauwachtig wit tot crème glazuur. Het is vooral bekend in de vorm van religieuze figuurtjes, plastieken die buitenlanders voorstellen, plengbekertjes, kommen en vaasjes.
.Bronvermelding    |    Top


Celadon

Ten slotte is celadon het vermelden waard. Het werd vervaardigd in een poging het halfedelsteen jade na te bootsen. Het mistig-zeegroene veldspaatglazuur ontstond al tijdens de Han-dynastie, maar het mooiste celadon stamt uit de Sung-periode.
.Bronvermelding    |    Top


Einde Chinees porselein

Na keizer Ch’ien-Lung, dus aan het begin van de 19de eeuw, trad een toenemend verval in. De Chinezen begonnen in porselein allerlei andere materialen na te bootsen. Ze begonnen ook hun eigen porselein uit vroegere tijden te kopiëren, helaas op ongeïnspireerde wijze. Tijdens de T’ai-p’ing Opstand (1850-1864) werd Ch’ing-tê-Chên verwoest.
.Bronvermelding    |    Top


Japanse porselein

Het eerste Japanse porselein ontstond pas toen de Koreaan Ri-Sampei in 1616 de buurt van Arita kaolien vond. In de 17de eeuw volgden de Japanners de Chinese stijl, ook voor de export. In de 18de eeuw werd een eigen stijl ontwikkeld. De grote vlucht die de theeceremonie nam leverde stukken van buitengewone schoonheid op. Bekende centra waren Arita, Kyoto, Kutani en Satsuma. Het Arita-porselein werd via de haven Imari naar Europa verscheept, waar het Imari-porselein werd genoemd. Het decor werd in donkerblauw onderglazuur aangebracht; polychroom, vooral rood en goud, kwam voor sinds het midden van de 17de eeuw, naar Chinees voorbeeld. De Chinese nien-hao’s werden vaak overgenomen. Het Imari werd in het Westen zo populair, dat de Chinezen het in de 18de eeuw op hun beurt namaakten. Het Chinese Imari onderscheidt zich door een helderder blauw, doorschijnender rood, een glad en olieachtig glazuur en vaak lichtbruin gebrande standringen en randen. Het drukke Imari patroon, ook brokaatpatroon genoemd, bestaat uit rood, met goud gehoogd (geschaduwd). Het werd in Europa geïmiteerd. Het Kakiemon kwam ook uit Arita en werd genoemd naar een pottenbakkersfamilie. Het heeft een melkwitte kleur en is bescheiden, maar zeer smaakvol polychroom gedecoreerd met bloemen, vogels en andere dieren. Japans porselein heeft onder de bodem vaak vastgebakken proenen of resten daarvan. Seyi is de naam voor Japans celadon, dat in navolging van de Chinezen sinds de 12de eeuw werd gemaakt. Hoewel vaak zeer fraai, heeft het seyi het Chinese celadon nooit in schoonheid kunnen evenaren.
.Bronvermelding    |    Top


Surrogaatporselein / Pâte tendre

Al in de tweede helft van de 16de eeuw probeerden Europeanen het Chinese porselein na te maken. Ze kenden echter niet de samenstelling van het pâte dure, waarvan kaolien het onvervangbare hoofdbestanddeel vormt. De eerste pogingen resulteerden in wat men pâte tendre ofwel surrogaatporselein noemt. Het werd gebrand van een mengsel dat uit zand, gips, aluin, salpeter, soda en keukenzout bestond. Het oudste pâte tendre is het Medici-porselein, dat omstreeks 1580 onder beschermheerschap van Francesco I de’ Medici in Florence werd vervaardigd. Het werd in onderglazuurblauw beschilderd. Later werd het ook in Frankrijk gemaakt. Ook de Engelsen namen het pâte tendre over en maakten het lange tijd. De beschilderingen op het oud-Engelse pâte tendre zijn met het glazuur versmolten, waardoor een fraai effect ontstond.
.Bronvermelding    |    Top


Pâte dure

Achter het geheim van het porselein kwam in 1708 Johann Friedrieh Böttger in Meissen, die in opdracht van August I van Saksen werkte. Zijn eerste pâte dure leek nog op steengoed en was bruin. Na jaren van experimenteren evenaarde hij evenwel het Oosters porselein. Böttgers ontdekking kwam in handen van anderen, die men tegenwoordig arcanisten noemt. Zij kenden - of beweerden te kennen - het geheim van de porseleinvervaardiging (arcanum) en probeerden dit te gelde te maken.
.Bronvermelding    |    Top


Ontwikkeling Duitsland / Frankrijk 18de eeuw

Na Meissen (1710) ontstond er een porseleinfabriek in Wenen (1717) en tegen het midden van die eeuw werden de fabrieken van Höchst, Nymphenburg, Fürstenberg, Frankenthal, Ludwigsburg en Berlijn opgericht. In Frankrijk waren inmiddels pâte tendre-fabrieken ontstaan in Chantilly, Vincennes en Sèvres. In 1753 werd Sèvres Manufacture royale de porcelaine en in 1768, na de ontdekking van kaolienlagen bij Saint Yrieix, werd er ook pâte dure gemaakt. Franse porseleinfabrieken ontstonden in Niderviller, Lunéville, Straatsburg, Marseille, Parijs en Limoges. Ook in andere Europese landen werden bescheiden fabrieken gesticht. Emailkleuren werden toegepast sinds Höroldt deze omstreeks 1720 in Meissen introduceerde. In 1731 werd Höroldt opgevolgd door Kändler, die zich vooral op porseleinsculptuur toelegde. Halverwege de 18de eeuw maakte de Europese porseleindecoratie zich volkomen los van de Oosterse voorbeelden. Duitsland en Frankrijk gaven tot in de eerste helft van de 19de eeuw de toon aan.
.Bronvermelding    |    Top


Biscuitporselein

Van Europese oorsprong is verder het biscuitporselein; éénmaal gebakken ongeglazuurde pâte tendre met matwitte tint. Het werd in de eerste helft van de 18de eeuw geïntroduceerd door Bachelier in Vincennes en gebruikt voor figuren, groepen, portretplaketten, siervazen en schotels. Ook het pâte-sur-pâte was een Europese vinding. Deze techniek van schilderen met een halfvloeibaar wit slip op kleurig porselein werd ontwikkeld in Sèvres.
.Bronvermelding    |    Top


Britse periode

De porseleinhegomonie kwam uiteindelijk in Britse handen. De oudste Engelse fabriek werd omstreeks 1745 in Chelsea gesticht, gevolgd door Bow, Worchester, Derby, Plymouth, Caughly, Liverpool en andere plaatsen. Het Engelse porselein kent veel samenstellingen. Globaal verdeelt men het in soft paste, bone china en soapstone of soaprock. Soft paste is een pâte tendre van leem en gemalen glas. Een bekende soft paste is ivoorporselein, dat in Worchester werd ontwikkeld en op het continent nagevolgd. Bone china is beenderasporselein, een pâte dure dat voor 40% uit beenderas bestaat en dat sinds 1800 door alle Britse fabrieken werd gemaakt. Het ironstone china is beenderasporselein met uiterst harde scherf, dat in 1813 werd uitgevonden. Het was zeer geschikt voor de vervaardiging van vazen en haardtegels, maar er is ook veel serviesgoed van gemaakt. Soapstone of soaprock benadert het pâte dure van Oosters porselein nog het meest; het werd vanaf 1748 geproduceerd.
.Bronvermelding    |    Top


Overdruktechniek

In de tweede helft van de 18de eeuw vond John Brooks de overdruktechniek of transfer-printing uit, gebaseerd op het hechten van kopergravure-prenten op porselein. In de moffeloven verbrandde het papier, waarbij de tekening zich vasthechtte. De methode werd al spoedig op het continent nagevolgd. Het blue and white transfer-printed ware uit de late 18de eeuw had patronen die op Chinese motieven waren geïnspireerd. In de 19de eeuw werden op deze wijze vooral menselijke en dierlijke figuren, landschappen en gebouwen op porselein overgebracht. Aan het begin van de 19de eeuw werd de overdruktechniek verbeterd in de bat-printing, waarbij werd gedrukt met klevende gom. De afdruk werd bestoven met emailpoeder
.Bronvermelding    |    Top


Britse periode 19de eeuw

De grootste Britse keramiekcentra in de 19de eeuw waren Etruria van Josiah Wedgwood, Worcester, Staffordshire en Nantgarw. Zeer Populair in die tijd was het lustre ware, porselein met brons- tot goudkleurige fonds en randen.
.Bronvermelding    |    Top


Clobbered ware

Het clobbered ware is porselein van vreemde makelij dat vooral in Londen, Chelsea en Bow werd overgeschilderd. Het betrof meest Oosters porselein, dat via de haven Lowestoft werd ingevoerd. Ook in Nederland werd volgens dit principe gewerkt (Amsterdams bont).
.Bronvermelding    |    Top


Nederlands porselein

Nederlands porselein werd voor het eerst in 1762 geproduceerd door graaf Gronsveld-Diepenbroick in zijn fabriek te Weesp. In 1774 stichtte dominee Johannes de Mol een fabriek in Oud-Loosdrecht met als basis de inventaris van het in 1771 opgeheven Weesp. Van het daar vervaardigde serviesgoed en siergoed is vrij veel bewaard gebleven. Ondanks invloeden van buitenlandse voorbeelden vertonen vormgeving en beschildering een eigen karakter. In 1782 verplaatsten schuldeisers deze fabriek naar Ouder-Amstel, dat tot 1809 het Amstelporselein leverde. Tot 1814 werd de productie nog in Nieuwer-Amstel Voortgezet. Tot 1800 stond dit product op technisch en artistiek hoog peil, zij het onder sterke Franse invloed.
.Bronvermelding    |    Top


Haags porselein

Tussen 1776 en 1790 beheerden de Duitse porseleinhandelaar Anton Lyncker en na diens dood in 1781 zijn weduwe een fabriek in Den Haag. Het Haags porselein werd voor een deel zelf geproduceerd, maar in belangrijke mate ook onbeschilderd uit Duitsland en Doornik ingevoerd en in Den Haag beschilderd. Het heeft smaakvolle en zorgvuldig behandelde decors, voornamelijk in polychroom en goud. Op de buitenplaats Rozenburg bij Den Haag stichtte in 1883 de Duitse porseleinschilder W. Freiherr von Gudenberg een fabriek die beroemd is geworden door ragdun serviesgoed met Jugendstil-decors.
.Bronvermelding    |    Top


Belgisch porselein

Het eerste Belgische porselein stamt uit de fabriek van Doornik, die in 1751 onder patronage van Maria Theresia van Oostenrijk werd gesticht. Het pâte tendre heeft een fraaie scherf met warmgele tint. In de 18de eeuw was de invloed van Sèvres en Meissen groot, de vormgeving echter origineel. Van 1818 tot 1850 was De Bettignies eigenaar; toen werd veel Sèvres en Worcester gekopieerd. Het Brussels porselein werd van 1768 tot 1780 geproduceerd in Schaarbeek door Sébastien Vaume en Pierre Verny de Villars en van 1787 tot 1803 in Etterbeek door Louis Cretté. In 1818 stichtte Fréderic Faber in Brussel de Etablissements Louis de Meuldre, waar prachtig kunstporselein werd vervaardigd.
.Bronvermelding    |    Top

Porselein alfabetisch gedeelte


A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z


. Top

 

 

Visie | Disclaimer | Bronvermelding | Contact | ©2006-2010 Antiek-Encyclopedie.nl