Antiek glas
Antiek-Encyclopedie.nl: Het informatiepunt voor de antiekliefhebber.



Grondstoffen

Glas is een mengsel van kwarts met een alkali, zoals potas of soda. Als grondstof voor kwarts wordt van oudsher schoon zilverzand gebruikt. Is potas (kaliumcarbonaat) als smeltmiddel gebruikt, dan spreekt men van potasglas. In vroeger eeuwen deed dit vooral dienst als flessenglas, dat door onzuiverheden in het mengsel een blauwgroene tot bruingele kleur had. Is het smeltmiddel soda (sodiumcarbonaat), dan is er sprake van sodaglas. Dit is breekbaarder dan potasglas en alleen kleurloos wanneer het uiterst dun wordt gebruikt.
.Bronvermelding    |    Top


Toevoegingen

Door aan glas nog andere stoffen toe te voegen, ontstaan soorten met bijzondere eigenschappen. Sodaglas met krijt is zeer sterk; het wordt sodakalkglas of krijtglas genoemd. In de 15de eeuw leerden Venetiaanse glasblazers het krijtglas te ontkleuren door er wat mangaan aan toe te voegen. Zo ontstond het cristallo, een enigszins strokleurig of grijsachtig glas van grote helderheid. Het werd uitgevonden in een poging bergkristal - met obsidiaan het enige glas dat in de natuur wordt gevormd -, na te bootsen. Eeuwenlang werd bergkristal beschouwd als een edelsteen; er werden kostbare voorwerpen, ringen, zegels en andere sieraden van gemaakt. Naar het Venetiaanse cristallo heeft men ook andere heldere glassoorten kristalglas genoemd. In Bohemen werd al vroeg kristalglas gemaakt door kalk aan potasglas toe te voegen. De Engelsman Ravenscroft maakte in 1675 als eerste uiterst sterk kristalglas door een toevoeging van 25% lood, waardoor het vrij zachte loodglas of flintglass ontstond. Het Beinglas was weer een Boheemse uitvinding. Dit is opaak, dus ondoorzichtig wit glas en dankt dat aan een toevoeging van beenderas. Beinglas leende zich uitstekend als ondergrond voor emailbeschildering. Albastglas werd verkregen met behulp van tinoxide.
.Bronvermelding    |    Top


Glasmakerskunst

De glasmakerskunst is al 3000 jaar oud en ontstond in het Midden-Oosten. De Romeinen brachten de kunst naar Europa, waar ze echter omstreeks de 6de eeuw weer verloren ging. De oudste verwerkingstechniek is het druppelen, waarbij in een afkoelende glasdruppel een gaatje werd gestoken, zodat een glazen kraal ontstond. Voor het maken van holle vormen paste men aanvankelijk de zandkernmethode toe. Rond een zandhoudende lemen vorm wond men halfvloeibare glasdraden, die zich gemakkelijk uit een vloeibare glasmassa lieten trekken. Met behulp van tangen en door het hete werkstuk te rollen werd het egaal gemodelleerd. Na afkoeling werd de zandkern verwijderd. In de oudheid werden ook glazen werkstukken gegoten volgens de cire-perdure-methode die bij brons wordt toegepast. Het gietsel werd afgewerkt door het te slijpen.
.Bronvermelding    |    Top


Glasblazerskunst

Tegen het begin van de jaartelling ontstond in Syrië de glasblazerskunst, waarvan het principe sindsdien nauwelijks meer veranderingen heeft ondergaan. Van oudsher vindt het glasblazen in drie fasen plaats. De plukker of keier doopt het uiteinde van een metalen blaaspijp in de gloeiende glasmassa en zorgt ervoor dat er een juiste hoeveelheid glas, de zogenaamde paraison of post aan het uiteinde blijft hangen. Deze post rolt hij vervolgens snel heen en weer over de eng of het walsblik, een glad gepolijste ijzeren of marmeren plaat. Hiermee bereikt de keier dat de post een vastere structuur en een langwerpige vorm krijgt. Dan is de beurt aan de blazer. Door aan het andere einde in de pijp te blazen vormt hij uit de post een holle blaas, groter naar gelang de hoeveelheid ingeblazen lucht. Is het gewenste volume bereikt, dan wordt de glasblaas met behulp van een ponti of pontil, een klein glasklompje, aan het hechtijzer vastgemaakt. Dit stuk gereedschap, dat ook punteerijzer wordt genoemd, bestaat uit een lange ijzeren staaf en wordt door de glasmeester bediend. Deze kan door de glasblaas te zwaaien, te walsen, te rollen over de leuning van de glasmakersstoel en met behulp van vele gereedschappen, de blaas iedere gewenste eindvorm geven. Is het werkstuk voltooid, dan wordt het van het hechtijzer afgebroken, wat een klein litteken veroorzaakt; het pontimerk. Vanaf omstreeks 1780 werd dit pontimerk weggeslepen en gepolijst. Voor zeer fijn werk maakten glasblazer en glasmeester geen gebruik van een oven, maar van de glasblazerslamp. De vlam van de lamp werd zeer heet gestookt met behulp van een blaasbalg. Als basis voor het “bij de lamp” of “alla lume” geblazen glas dienden al dan niet holle, dunne glasstaafjes.
.Bronvermelding    |    Top


Geperst glas

Modern is de techniek van het geperste glas, waarbij een holle metalen vorm onder druk met vloeibaar glas wordt volgeperst. Het meeste gebruiksglaswerk wordt tegenwoordig geperst.
.Bronvermelding    |    Top


Syrische glaskunstenaars

Tot ver in de middeleeuwen bleef de glaskunst een aangelegenheid van voornamelijk Syrische ambachtslieden en kunstenaars. Tot in de 14de eeuw waren de centra van het islamitische glas: Turkestan, Armenië, Mesopotamië, Perzië, Syrië, Arabië, Egypte en Moors Spanje. De moslims muntten uit in het brandschilderen, vergulden, graveren en slijpen van glas. Beroemd zijn de schitterende moskeelampen die uit de middeleeuwen bewaard zijn gebleven.
.Bronvermelding    |    Top


Venetiaans glas

In de 12de eeuw namen Venetiaanse koopvaarders uit Syrië enige glaskunstenaars mee, die in Venetië een eigen werkplaats kregen. Tegen het einde van de 13de eeuw had de glasblazerij in Venetië al een zodanige omvang aangenomen, dat in 1292 wegens brandgevaar alle ovens naar het eiland Murano werden overgebracht. Vrachtschepen voerden grote hoeveelheden grondstoffen aan, zoals de sterk sodahoudende barilla (Salsolda soda), een waterplant uit Spanje. Lange tijd hield Venetië op het gebied van glaswerk in Europa een monopoliepositie, die onder meer werd verdedigd door op emigratie van de glaskunstenaars de doodstraf te stellen! Toch wisten in de 14de eeuw glaswerkers uit Venetië weg te komen om elders in dienst van vorsten en kooplieden het Venetiaans glas na te maken. Dergelijk glaswerk noemt men façon de Venise, dus “gemaakt naar de manier van Venetië”. Het is meestal iets minder helder dan het echte Venetiaanse glas en ook wat minder fijn van uitvoering.
.Bronvermelding    |    Top


Europese glashuizen

Vooral in de 15de en 16de eeuw ontstonden overal in Europa werkplaatsen van de glaskunstenaars die glashuis of glashut werden genoemd. De ovens werden aanvankelijk met hout gestookt; in de 17de eeuw ging men veelal over op steenkool. Venetië bleef tot ver in de 17de eeuw de toon aangeven.
.Bronvermelding    |    Top


Bohemen

Een ander oud glasblazerscentrum was Bohemen, waar alle voor de glasfabricage benodigde grondstoffen ruim voorhanden waren. De eerste glashutten dateren hier uit de late 14de eeuw. De Boheemse en later ook Silezische glaskunstenaars veroverden Europa eerst met hun eenvoudige en betrekkelijk goedkope Waldglas, een groene soort waaruit voor namelijk flessen en bekers werden gemaakt. Bekende drinkglazen waren de noppenglazen, bijv. de Krautstrunk. In de 17de eeuw vierde Bohemen triomfen met fabelachtig mooi geëmailleerd glas, de 18de eeuw was de bloeitijd van het geslepen kristal en in de 19de eeuw valt het accent op het gekleurde glas.
.Bronvermelding    |    Top


Decoratieve vormen

In de loop der eeuwen werden talloze decoratietechnieken voor glas ontwikkeld. Veel daarvan zijn voortgekomen uit de specifieke eigenschappen van glas; andere hebben een wat kunstmatig, geforceerd karakter. Glas kan in uiterst dunne draden worden getrokken, die zelfs de fabricage van textiel uit gesponnen glas mogelijk maken. Dikkere glasdraden werden gecombineerd tot allerlei draadpatronen en vlechtwerk en in sierglaswerk verwerkt. Draadglas bestaat uit vele al dan niet gekleurde glasdraden die werden samengesmolten. Het werd vaak toegepast in de stammen van drinkglazen. Bekend is ook de balusterstam, die soms met een eenvoudige knop of ring is versierd. Omstreeks 1700 raakte de glastraan in de mode, een luchtbel die in de balusterstam werd aangebracht. In de 17de eeuw hadden de stammen meestal vleugels en mascarons, in navolging van het Venetiaanse glas. Omstreeks 1750 kregen veel glazen een stam met gekleurde of witte slingerpatronen. De slinger kon echter ook een luchtspiraal zijn; de stam ontstond daarbij door een glasbolletje met luchtbel uit te rekken en te torsen. In de 16de en 17de eeuw had men een voorliefde voor craquelé-glas, dat door de Venetianen als ghiaccio werd verkocht en hier gewoon ijsglas wordt genoemd. Het fijne netwerk van haarbarsten bij dit glas werd bereikt door het nog warme glas in water te laten ‘schrikken’. Een zelfde effect werd bereikt door het warme glas door glassplinters te rollen en het werkstuk opnieuw te verhitten. Een wat oudere techniek uit de 15de eeuw is die van het agaatglas of gemarmerd glas. Hierbij bestond de post uit enkele ruwweg dooreengewerkte, verschillend gekleurde glasbundels. Tijdens het blazen van voornamelijk kannen, schalen en vazen ontstonden dan gemarmerde, op agaat lijkende glaswanden.
.Bronvermelding    |    Top


Gekleurde glasversiering

De gekleurde glasversiering kan op vele manieren tot stand zijn gekomen. De verlangde effecten kunnen zijn bereikt door gekleurd glas te gebruiken, maar ook door afzonderlijke kleurstoffen aan te brengen. Gekleurd glas werd verkregen door aan de grondstoffen metaalpigmenten toe te voegen: kobaltblauw, kopergroen, ijzerrood, chroomgeel, tinwit, enz. Tinoxide maakte als extra toevoeging het glas altijd opaak. Gekleurd glas werd soms gelaagd toegepast. In de 14de eeuw vonden de Venetianen het plaqué of gedoubleerd glas uit. De Bohemers namen dit later over en wisten zelfs drie of vier glaslagen op elkaar te krijgen. Dergelijk glas noemt men Überfangglas of cameeglas. Werkstukken van dit materiaal werden meestal geslepen, waardoor camee-achtige effecten ontstonden. Goud- en zilverluster of lustre werd verkregen door koper of zilver in zwaveloplossing op het glas aan te brengen en het vervolgens te moffelen. Bladgoudvergulding met behulp van honing als bindmiddel werd eveneens toegepast. Evenals brons werd glas in de 18de eeuw soms vuurverguld. Een bijzondere gouddecoratie is die van het Zwischengoldglas. Hierbij is bladgoud waarin decoraties zijn geëtst, op glas aangebracht en vervolgens overtrokken met een tweede glaslaag. Deze techniek, die al in de oudheid bekend was, werd halverwege de 18de eeuw opnieuw in Bohemen ontwikkeld en vooral voor pronkbokalen toegepast. Een eenvoudige vorm is het gefoelied glas, waaronder bladgoud, bladzilver of bladtin is aangebracht om het glas een hogere glans te verlenen. Deze techniek werd van groot belang voor de spiegelindustrie. De eenvoudigste kleurendecoratie kwam tot stand door middel van de koudeverftechniek. Al in de 15de eeuw werden glazen in koude toestand beschilderd. Om de beschildering te beschermen werd deze overtrokken met vernis of een tweede glaslaag. Een dergelijke tweede glaslaag, die ook bij het Zwischengoldglas voorkomt, doet het dubbelglas ontstaan. Vooraf werden twee volmaakt in elkaar passende cuppa’s vervaardigd, die na het aanbrengen van de decoratie aan elkaar werden gehecht. Hechting door middel van versmelting kon alleen plaats vinden bij decoraties die uit echt goud bestonden. Vooral in Duitsland werd bij glas emailschildering toegepast die, evenals bij aardewerk en porselein, moest worden gemoffeld.
.Bronvermelding    |    Top


Slijpen, graveren, drillen

In de ogen van veel glasverzamelaars zijn de mooiste decoraties die, waarbij op kunstzinnige wijze delen van het glas zijn verwijderd door middel van slijpen, drillen, graveren, stippen of etsen. Met het rad geslepen glas was al bij de oude Egyptenaren bekend. De techniek bestaat erin het werkstuk tegen een snel ronddraaiende metalen of stenen schijf te drukken, waarop een met zand vermengd waterstraaltje vloeit. Zo worden delen weggeslepen en kunnen bijvoorbeeld facetten worden aangebracht. In de tweede helft van de 17de eeuw herleefde het glasslijpen in Bohemen. De glorietijd werd beleefd in Engeland, als gevolg van de uitvinding van het sterke, harde flintglass. In Bohemen maakte het slijpwerk in de 19de eeuw een nieuwe bloeitijd door. Geslepen glas wordt gepolijst op schijven van hout, lood, kurk, tin, vilt of leer. De 17de eeuwse Boheemse geslepen reliëfs in dik glaswerk worden in verzamelaarskringen met Tiefschnitt aangeduid. Zijn de oppervlakken gefacetteerd, wat vaak het geval is bij 18de en 19de eeuwse wijnkaraffen, dan spreekt men van briljantglas. Bij het gegraveerd glas onderscheidt men drie technieken. De diamant- of lijngravure is van oorsprong een Venetiaanse uitvinding, die zich in de loop van de 16de eeuw over Europa verbreidde. De krullen, arabesken, bladranken en later ook realistische motieven werden met de hand aangebracht door een diamantje (hardheid 10) te bewegen over het glasoppervlak (hardheid 7 en minder). In de 17de eeuw was het kalligraferen van spreuken en gedichten op drinkglazen en pronkbokalen in Holland een geliefde bezigheid in welgestelde kringen. Beroemde amateur-glasgraveurs waren Anna Roemer Visscher, Maria Tesselschade, Anna Maria Schuurman en Willem van Heemskerck. Verwant aan de lijngravure, maar hier van toch wel te onderscheiden, is de radgravure, waarmee gedrild glas werd gemaakt. In plaats van een diamantstift gebruikte men daar een sneldraaiend koperen wieltje voor.
.Bronvermelding    |    Top


Stippen, etsen

De meest delicate glasgraveertechniek is wel die van het gestipte glas. De stiptechniek werd in de 17de eeuw in Holland ontwikkeld en kwam uitsluitend hier in de 18de eeuw tot hoogtepunten. Gestipte glasdecoraties zijn samengesteld uit talloze uiterst fijne putjes, die met een diamantstiftje en een klein hamertje werden aangebracht. Door de putjes meer of minder diep te maken zijn zelfs halftonen mogelijk, die slechts bij juiste belichting zichtbaar worden. De stiptechniek verdrong de lijn- en radgravures. Beroemde amateur-glasstippers waren Aert Schouman, David Wolff en Gilles Hendrik Hoolaart. Uit het derde kwart van de17de eeuw ten slotte stamt de techniek van het geëtste glas. Het werkstuk werd met een waslaagje overtrokken waarna er, zoals bij koperen etsplaten, met een etsnaald figuren in werden getekend. Het glas werd geëtst in een bad van fluorwaterstof.De onbeschermde delen van het glasoppervlak werden ingevreten en kregen een mat aanzien. Een geëtst glas is gemakkelijk van een gestipt exemplaar te onderscheiden, omdat halftonen en zwaarder bezette delen ontbreken.
.Bronvermelding    |    Top

Glas alfabetisch gedeelte


A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z


. Top

 

 

Visie | Disclaimer | Bronvermelding | Contact | ©2006-2010 Antiek-Encyclopedie.nl